Regels tijdens de les

De judoles begint in de kleedkamer. Hier moet de judoka zijn kleren netjes ophangen en daarna zijn judopak aantrekken. Daarna haalt de leraar de judoka’s op voor het begin van de les in de dojo.

De les begint met een buiging (=groet), hiermee belooft men om netjes en respectvol met elkaar om te gaan tijdens de les. De eerste oefeningen zijn bedoeld om de spieren warm en los te krijgen. Bij de jongste jeugd worden veel spelvormen toegepast waarin allerlei judotechnieken verborgen zitten.

Het goed leren vallen is een belangrijk onderdeel bij nieuwe judoka’s. Je moet namelijk heel vaak vallen en daar moet je je natuurlijk geen pijn bij doen. Daarom slaan judoka’s met hun vlakke hand op de mat om zodoende hun val te breken en pijnloos de les te kunnen vervolgen.

Daarna leert de leraar je een worp of een techniek. Met een been-, arm-, heup-, schouder- of offerworp kun je andere judoka’s gooien. Natuurlijk kun je al die worpen ook met elkaar combineren of kan je tegenstander je worp met een andere techniek overnemen. Naast de worpen kent het judo ook heel veel grondtechnieken zoals houdgrepen, armklemmen, verwurgingen en kanteltechnieken. Als de leraar iets heeft uitgelegd en voorgedaan ga je met een andere judoka oefenen tot je het heel goed kan. Zo blijf je oefenen om goed beslagen op je examen of op de wedstrijd te komen.

Aan het eind van de les worden er meestal wedstrijdjes gehouden of een leuk judospel gespeeld. Tenslotte wordt er weer netjes afgegroet middels een buiging waarmee je de andere judoka’s bedankt voor de prettige les.

De lesregels

Houd je in de kleedkamer en op de mat aan de volgende regels: